In de praktijk krijgen melkkoeien vaak te veel fosfor. Na het afkalven is het mogelijk om 30% onder de CVB-aanbeveling (2005) voor het fosforgehalte in het voer te voeren. De koe vertoont dan wel een negatieve fosforbalans, maar er zijn geen tekenen van gezondheidsproblemen en productieverlies. Die conclusie trekt onderzoeker Pornsin Keanthao van de Faculteit Diergeneeskunde, die op dit onderwerp promoveerde.
In de praktijk krijgen koeien vaak een teveel aan fosfor. Dat resulteert in extra fosfaatuitscheiding via de mest, wat kan leiden tot zoetwatereutrofiëring. In Nederland nam de fosfaatuitscheiding van van runderen tussen 2017 en 2021 wel af, maar een verdere reductie is wenselijk.
30% onder CVB-norm
Pornsin Keanthao stelt vast dat het voeren van koeien 30% onder de CVB-norm voor fosfor het risico dat koeien lijden aan hypocalciëmie vermindert. Koeien mobiliseren bij een negatieve fosforbalans extra fosfor uit het bot in plaats dat ze de fosforabsorptie verhogen door extra plasma 1,25(OH)2D3 aan te maken.
Fosforstatus beoordelen met plaxma-CTX-concentratie
Het blijkt volgens de onderzoeker goed mogelijk om de fosforstatus van koeien te beoordelen met behulp van de plasma-CTX-concentratie, samen met informatie over het fosforgehalte in het rantsoen. Hij stelt ook vast dat de norm voor het fosforgehalte in melk in Nederland moet worden bijgesteld. Het werkelijke gehalte is 1,2% hoger is dan de huidige gebruikte waarde. Het is volgens hem goed mogelijk om het fosforgehalte in melk te schatten met behulp van andere melkbestanddelen en mineralen.
Bron: Universiteit Utrecht
