Schothorst Feed Research (SFR) heeft onderzoek gedaan naar voeding en management in de opfokperiode van melkvee. In dit onderzoek zijn positieve resultaten van intensieve kalvermelkschema’s op de groei van kalveren gevonden. Echter, bestaat er een grote variatie in groei tussen individuele dieren.
Zo hebben factoren in het vroege leven mogelijk een effect op productieresultaten in het latere leven. Uit verschillende studies is gebleken dat het behouden van een groei van meer dan 500 gram per dag in de periode voor spenen een positief effect heeft op de productie in de 1e lactatie.
Positieve effecten bij hogere nutriëntenopname
In de laatste decennia is er steeds meer aandacht voor voeding en management in de opfokperiode van melkvee. Resultaten van internationale onderzoeksgroepen laten positieve effecten zien op de groei en ontwikkeling in het vroege leven van kalveren wanneer de nutriëntenopname voor het spenen wordt verhoogd.
Resultaten
SFR onderzocht wat het effect van het geboortegewicht en de groei voor het spenen is op de melkproductieresultaten in de 1e, 2e en 3e lactatie. Op basis van het geboortegewicht zijn er geen verschillen gevonden in de melkproductieresultaten in de 1e lactatie.
Er zijn echter wel andere verschillen te zien. Kalveren die een groei van meer dan 750 g/d (hoog) hadden in de eerste twee levensweken, behaalden een hogere 305 dagen melk-, melkvet-, melkeiwit- en vet en eiwit gecorrigeerde melk- (FPCM) productie in de 1e lactatie. Kalveren met een groei van 500-750 g/d (gemiddeld) of minder dan 500 g/d (laag) hadden een lagere productie in de 1e lactatie.
Kalveren met een lage groei in de eerste 9 levensweken, behaalden in de 1e lactatie lagere melkvet en eiwitgehaltes en een lagere melkvetproductie (kg) dan kalveren die meer dan 650 g/d groei tot spenen behaalden.
Andere factoren
Als we kijken naar de relatie tussen de variatie in de groei in de eerste 2 tot 9 levensweken, verklaarde dit 2,5-3,5% van de verschillen in de melkvetproductie en 1-2% van de FPCM-productie in de 1e lactatie. Dit komt overeen met bevindingen uit andere meta-analyses.
Dit betekent dat andere factoren van het dier, en management tijdens de opfok of lactatie een grote invloed hebben op de variatie in melkproductie. Denk hierbij aan genetica, voeding of bijvoorbeeld ziekte tijdens de opfok of lactatie. Een goede groei tot spenen kan een positieve bijdrage leveren aan een goede productie in het latere leven, maar door de invloed van andere factoren is dit zeker geen garantie.
Lees ook: SFR bundelt kennis in één database