De geluiden tegen het eten van vlees zijn luid. Zo luid dat een aantal jongeren niet durft te zeggen dat ze wél vlees eten. Terwijl vlees eten prima in een gezond én duurzaam eetpatroon past, zo bleek tijdens het Jongerencongres. Een geluid dat wel wat meer aandacht zou mogen krijgen.
Het Jongerencongres vond voor het eerst in België plaats. Dit leverde meteen een record op: een kleine 140 Young Feed Professionals kwamen naar de 7e editie, die plaatsvond in Oud-Turnhout. Het congres, georganiseerd door BFA, Nevedi en het Feed Design Lab, had als thema: ‘Eiwit van de toekomst, welke rol speelt de dierlijke sector?’

Complex probleem
Professor Frédéric Leroy van de Vrije Universiteit Brussel trapte de middag af. Volgens hem is de term eiwittransitie simpel, maar het eigenlijke probleem veel complexer. In 2019 werd door een groep wetenschappers een voorstel gedaan voor een gezond en duurzaam menu: EAT-Lancet. Hierin staat onder meer dat we te veel eiwit consumeren. De eiwitinname werd door de wetenschappers vastgesteld op 0,8 gram per kilogram lichaamsgewicht per dag. “Dit is echter een minimale hoeveelheid, om spierafbraak te vermijden. In veel gevallen ligt de optimale eiwitinname hoger”, bepleit Leroy. Bijvoorbeeld wanneer spieraanzet gewenst is, of bij zwangere of lacterende vrouwen en zieke of oudere mensen. Deze kunnen een eiwitbehoefte hebben die twee tot drie keer hoger ligt.
Eiwitkwaliteit verschilt
Eiwit wordt vaak ook te simplistisch benaderd als een homogene nutriëntcategorie, terwijl de eiwitkwaliteit per eiwitbron sterk verschilt, meldt Leroy. De Digestible Indispensable Amino Acid Score (DIAAS) houdt rekening met de verteerbaarheid van het eiwit en de verhoudingen aan essentiële aminozuren. “De DIAAS-score van dierlijke eiwitten ligt boven de 1, van soja tussen de 0.8 en 0.9, van de meeste peulvruchten tussen de 0.6 en 0.8 en van granen slechts tussen de 0.3 en 0.5”, laat de professor zien. “En dan moeten de peulen ook nog eens goed worden klaargemaakt om ze te ontgiften, bijvoorbeeld door te weken en voldoende te verhitten, wat niet in ieders eetcultuur vanzelfsprekend is. Mensen hebben het vaak ook moeilijk met het verteren van veel peulvruchten en volle granen. Daarbij komt ook nog dat sommige mensen glutenintolerant zijn of allergisch voor bepaalde peulen of noten.”

Vervangers missen micronutriënten
Ook vleesvervangers zijn volgens hem geen volwaardige vervanging. “Producenten focussen op het vervangen van eiwitten, als ze daar al in slagen, maar hebben amper aandacht voor de vele micronutriënten in vlees, zoals vitamine B12, zink en heemijzer. Deze vervangers zijn ook vaak van het ultrabewerkte type, in de vorm van eiwitisolaatgebaseerde worstjes, burgers en schnitzels, wat eerder past in een fastfoodcultuur dan in een gezonde maaltijdopzet.”
Risico’s bij vervangen eiwit
De micronutriënten als ijzer en zink zijn volgens Leroy vaak moeilijker opneembaar uit plantaardige bronnen dan uit dierlijke bronnen. Zonder suppletie ontstaan makkelijk tekorten. “In diëten waarvan de dagelijkse calorie-inname voor minder dan 30 procent uit dierlijke producten als vlees, melk en eieren bestaat, ziet men in het algemeen een stijgende kans op tekorten.” Er zijn weinig landen te vinden waar het percentage dierlijke producten boven die 30 procent uitkomt, wel landen die er (ver) onder zitten. Bij meerdere bevolkingsgroepen worden dan ook tekorten gevonden, niet alleen in ontwikkelingsgebieden. “Bijna de helft van de tienermeisjes in Australië en het Verenigd Koninkrijk heeft een te lage ijzerinname, in een context van dalende consumptie van rood vlees en orgaanvlees. En ook in de Verenigde Staten neemt het aantal vrouwen met een ijzertekort sterk toe”, toont Leroy.
Een interventiestudie toonde dan weer aan dat wanneer Keniaanse kinderen in de basisschoolleeftijd dierlijke producten aan hun dieet toegevoegd kregen, betere mentale en fysieke uitkomsten werden bereikt, onder andere door een betere zink- en ijzerstatus in hun bloed.
Hogere uitstoot te verantwoorden?
Leroy is zich ervan bewust dat de productie van dierlijke eiwitten een hogere CO2-equivalenten-uitstoot per kilogram en per calorische eenheid heeft dan plantaardige bronnen. “Maar dat zegt weinig. De vraag is of deze hogere uitstoot bij sommige voedingsmiddelen kan worden gecompenseerd door hun hogere nutritionele waarde, waarbij zelfs uitstoot per kg eiwit nog lang niet alles zegt, gezien het brede spectrum aan nutriënten dat nodig is om gezond te blijven.”
Daarnaast moeten we volgens de professor het effect van een bepaald voedingspatroon naar waarde schatten binnen het koolstofbudget van een volledige levensstijl, dat vooral wordt gedomineerd door fossiele brandstoffen en hyperconsumptie. “Binnen de huidige westerse manier van leven is met het omschakelen naar een flexitarisch, vegetarisch of veganistisch dieet zo’n 1 tot 6 procent uitstoot te besparen, maar dan moet men dat levenslang volhouden om betekenisvol te zijn.”
Gezond is ook duurzaam
Het blindstaren op uitstoot is volgens Leroy ook een gevaar. “Goed uitgevoerde veeteelt kan op veel manieren bijdragen aan de vele dimensies van duurzaamheid. Gezondheid behoort daar bijvoorbeeld net zo goed bij, daaraan besteden we nu te weinig aandacht. Zeker als we dierlijke producten vervangen door fastfood of ultrabewerkt voedsel. Die zijn de echte olifant in de kamer.” Om voor dit alles aandacht te vragen, hebben meer dan 1000 wetenschappers onlangs ‘The Dublin Declaration’ ondertekend, een oproep om voorzichtig te zijn met het demoniseren van veeteelt en dierlijke voeding. En dus had Leroy een belangrijke boodschap voor de aanwezige jongeren: “Durf uit te dragen dat vlees eten gezond is. Het wetenschappelijke bewijsmateriaal is er om jullie daarbij te ondersteunen.”
Veganistisch niet circulair
Uit nutritioneel standpunt is het dus niet eenvoudig om dierlijke producten te vervangen. “Maar uit ecologisch oogpunt ook niet”, stelt Dorien van Wesemael van ILVO. “Bij een veganistisch dieet kunnen bijproducten uit de voedselketen niet tot waarde worden gebracht. De veehouderij kan juist bijdragen aan een circulaire voedselproductie.”

Soja: hoge LUC
Wel heeft een van de belangrijkste diervoedergrondstoffen, soja, een hoge CO2-uitstoot door een hoge ‘land use change’ ten behoeven van de sojateelt. En dus worden bij ILVO soja-alternatieven onderzocht. De alternatieven moesten aan een aantal voorwaarden voldoen: voldoende lokaal aanbod, concurrerend qua prijs, vergelijkbare nutritionele waardes én technisch te verwerken. “Houd er wel rekening mee dat als je alternatieven voor soja gaat gebruiken, dat er ook minder sojaolie beschikbaar komt. Het heeft een impact op de hele waardeketen”, waarschuwt Van Wesemael.
Prestaties bij soja-alternatieven
Marta Lourenço van ILVO lichtte het onderzoek verder toe: “We onderzochten soja-vrije voeders. Welke alternatieven zijn er? Wat doet het met de prestaties van varkens en vleeskuikens? Wat is de ROI en wat is het milieueffect?” De soja werd vervangen door een combinatie van andere eiwitbronnen, zoals raapzaadschroot, berwten/veldbonen en DDGS. Verwerkte dierlijke eiwitten werden niet meegenomen, omdat die bij de start van het onderzoek nog niet waren toegelaten.

Nieuwe waarde voederformulering
Bij de varkens waren de uitkomsten vrij gunstig. “De dagelijkse groei was vrijwel gelijk, de voederconversie was vergelijkbaar en bij de CO2-footprint van het voer kon een mooie reductie worden gerealiseerd.”
Bij de vleeskuikens waren de resultaten iets minder positief. In de eerste kritische fase kon de soja niet helemaal worden vervangen. Na 39 dagen bleken de dieren die het soja-vrije dieet hadden gekregen 200 gram lichter, de voederconversie was iets slechter, maar de footprint halveerde wel. “Je kunt dan de discussie voeren of de footprint of de prestaties belangrijker zijn”, aldus Marta. “De carbon footprint zou bij de voederformulering een nieuwe waarde kunnen worden om rekening mee te houden.”
‘Je kunt dan de discussie voeren of de footprint of de prestaties belangrijker zijn’
Zwanenberg: focus deels naar vegan
Eva Jansen, werkzaam als duurzaamheidsmanager bij Zwanenberg Food Group, gaf in haar presentatie tekst en uitleg over het duurzaamheidsbeleid van Zwanenberg. De onderneming produceert op jaarbasis 180 miljoen kilogram voedsel en realiseerde vorig jaar een omzet van 600 miljoen euro.
De komende jaren wil het bedrijf meer plantrijke voeding produceren en op die manier haar steentje bijdragen aan de eiwittransitie. “We willen in 2030 zo’n 65 procent meer vega(n)-volume hebben ten opzichte van 2020. We zetten in op productontwikkeling, waarbij we ons focussen op nieuwe vega(n) producten.”
Net als de andere sprekers vindt ook Jansen een volledig plantaardig voedselsysteem zonder productiedieren ondenkbaar. “Waar blijven we dan bijvoorbeeld met de vele reststromen van humane voeding?”
De footprint van dierlijke producten kan volgens haar nog een stuk verder omlaag door in de hele productieketen energie te besparen: bij de keuze voor grondstoffen, verpakkingsmaterialen, tijdens de productie, bij het transport, maar ook door te zorgen voor minder verspilling. Door de plantrijke voeding uit te bereiden en de vleesketen te verduurzamen wil het bedrijf in 2030 een 60 procent lagere CO2-voetafdruk realiseren ten opzichte van 2020. Het bedrijf wil de voedselverspilling in 2030 met 10 procent hebben teruggedrongen.
Voor de langere termijn ziet Zwanenberg een verschuiving van vega(n) producten naar fermentatie en uiteindelijk kweekvlees. Dat laatste is volgens haar echter nog ‘heel verre toekomstmuziek’.
Aftermovie
Bekijk hieronder de aftermovie, geproduceerd door Agribusiness Service.