Ga naar hoofdinhoud

Hoe wordt de carbon footprint van diervoer gemeten?

Nederlandse bedrijven berekenen de carbon footprint van diervoer door middel van het Nevedi-protocol ‘Carbon Footprint-berekening’. Deze is gebaseerd op de PEFCR Feed, ofwel: de Product Environmental Footprint Category Rules voor diervoeding. Dit is een set regels voor het meten van onder meer de carbon footprint van diervoer.

“In die regels heb je een aantal vrijheden. Nevedi heeft binnen het eigen protocol een aantal keuzes gemaakt en heeft zo de rekenregels toegankelijker gemaakt voor hun leden”, verklaart Marjolein van Huik van GMP+ International.

Carbon footprint over 4 stadia

Volgens het Nevedi-protocol moeten bedrijven hun carbon footprint berekenen over 4 stadia:

  • Productie van de grondstof
  • Transport van de grondstoffen
  • Energie bij het maken van het voer
  • Transport van het voer naar de boer

Voor de meeste stadia zijn standaardwaardes beschikbaar. Voor stadium 1 (productie van de grondstof) maakt Nevedi gebruik van getallen uit de database van Global Feed LCA Institute (GFLI), waarin de footprint van de verschillende grondstoffen is berekend. Nevedi levert ook data aan voor de database. Zo zijn er in 2023 honderden datasets met carbon footprint-gegevens aangeleverd, vooral data van co-producten die in Nederlandse diervoeders zitten. Deze GFLI-database voldoet aan de rekenregels voor de PEF en mogen dus worden gebruikt binnen PEFCR Feed.

De GFLI-database bevat inmiddels (2024) meer dan 1800 diervoederingrediënten, dit worden er steeds meer. Het instituut streeft continu naar uitbreiding van de dataset met meer grondstoffen en naar regionale detaillering. Verschillende ketenpartijen kunnen eigen data aanleveren, die na controle en validatie worden opgenomen in de GFLI-database.

Voor stadium 2 (transport van de grondstoffen) heeft Blonk Consultants een standaardwaarde uitgerekend: wat is de gemiddelde carbon footprint van een bepaalde grondstof die naar Nederland wordt getransporteerd.

Voor stadium 3 en 4 (energie bij het maken van het voer en transport van het voer naar de boer) zijn ook standaardwaardes beschikbaar. Voor stadium 3  hebben bedrijven nu al de mogelijkheid om de gemiddelde waarde te vervangen door een bedrijfsspecifieke waarde.

“Als je bijvoorbeeld veel zonnepanelen hebt en daardoor weet dat de carbon footprint van je productieproces lager is dan gemiddeld, is het interessant om met een bedrijfsspecifieke waarde te werken”, geeft Marjolein als voorbeeld.

Uiteindelijk is het streven van Nevedi een bedrijfsspecifieke berekening van alle 4 de stadia.

Duurzaam Diervoeder 2030

Het Nevedi-project Duurzaam Diervoeder 2030 kijkt breder dan alleen naar de carbon footprint. Naast CO2 kijkt dit project ook naar het percentage conversievrije grondstoffen, het percentage grondstoffen uit Europa, het percentage rest- en bijproducten en de stikstof- en fosfaat efficiëntie van het rantsoen (bij melkvee).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Mis geen enkel nieuws uit de diervoederindustrie