De methodiek die het CBS heeft gebruikt voor het bepalen van ammoniakemissies uit gangbare en emissiearme stallen is volgens verschillende experts gevoelig voor onjuistheden in de uitgangspunten. Daarom is volgens hen deze methode niet bruikbaar om conclusies te mogen trekken over de werking van emissiearme stalsystemen.
De experts, bestaande uit professor Sven Gjedde Sommer van Aarhus University (DK), Carin Rougoor en Frits van der Schans van CLM Onderzoek en Advies, constateren volgens de stichting i-Vee, die opdracht tot dit onderzoek heeft gegeven, dat er veel variatie zit in bemonstering en analyse van N en P in dierlijke mest en dat er een hoge mate van onnauwkeurigheid zit in de CBS-berekeningen van de N- en P-excreties.
Cijfers
“Het is twijfelachtig dat het gemiddelde van mestanalysecijfers van een selectie van stallen garant staat voor het gemiddelde van alle stallen in de betreffende categorie”, constateert Sommer. “Gezien deze onnauwkeurigheden en variaties mag de stikstof – die in de CBS-berekening niet kan worden toegewezen aan één bron – niet worden beschouwd als enkel ammoniakemissie uit stallen.”
Sommer pleit voor een grondige statistische analyse van de CBS-cijfers waaruit moet blijken of er überhaupt sprake is van rest-stikstof (N-rest).
Maisrantsoenen
Rougoor en Van der Schans concluderen verder dat intensieve melk- en vleesveebedrijven zijn oververtegenwoordigd in het onderzoek van het CBS, omdat volledig grondgebonden bedrijven geen mest afvoeren en hiervan dus geen mestmonsters beschikbaar zijn.
Extensieve, niet-mestafvoerende bedrijven, zullen waarschijnlijk meer gras in het rantsoen hebben en intensieve mestafvoerende bedrijven meer mais. Maisrantsoenen zijn volgens de onderzoekers dus oververtegenwoordigd in de CBS-analyse. Dit is van invloed op het gemiddelde rantsoen van deze groep dieren, en daarmee op de stikstof- en fosfaatexcretie.
Een snijmaisrantsoen geeft volgens I-Vee ongeveer 2% lagere N:P2O5-verhouding bij excretie van stikstof en fosfaat. De excretiecijfers voor de groep intensieve bedrijven zal volgens de stichting waarschijnlijk nog meer afwijken omdat deze bedrijven een groter deel van het voer aankopen dan de extensieve bedrijven.
Aanleiding
Dit onderzoek is volgens I-Vee uitgevoerd omdat het CBS-rapport een belangrijke rol speelt in een groot aantal zaken rondom natuurvergunningen van veehouderijen. Stichting I-vee constateert dat het genoemde rapport een sterk remmende invloed heeft op de innovatiekracht in de veehouderij. Het vinden van oplossingen voor het reduceren van emissies van ammoniak en broeikasgassen komt daarmee volgens hen in gevaar.
Lees ook: Netwerk Praktijkbedrijven toetst emissiereductie in melkveehouderij