Ga naar hoofdinhoud

Is het antibioticagebruik in veehouderij voldoende afgenomen?

Na een daling van zo’n 70 procent stabiliseert het antibioticagebruik in de Nederlandse veehouderij. Is het gebruik voldoende afgenomen? Dat ligt genuanceerd, vertellen Kees Veldman en Hetty Schreurs van WUR en Dick Heederik van de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa). Dat staat op de website van Wageningen UR.

Sinds 2009 is de antibioticaresistentie in landbouwhuisdieren aanzienlijk afgenomen, als gevolg van het sterk afnemende gebruik van antibiotica, constateert het laatste MARAN-rapport. De laatste vijf jaar stabiliseert echter het gebruik en de resistentie in de meeste diersectoren. Maar wanneer is het gebruik dan voldoende afgenomen?

Dubbele boodschap: minder E-coli-resistentie

Kees Veldman, hoofd van het Nationaal Resistentie Laboratorium voor antibioticaresistentie, onderzoekt het verloop van resistentie in landbouwhuisdieren. Hij heeft een dubbele boodschap. “De daling in de mate van resistentie in E. coli heeft ervoor gezorgd dat het risico op verspreiding van landbouwhuisdieren naar mensen kleiner is geworden. Bovendien is de sterke afname van ESBL-E. coli bij vleeskuikens en op kippenvlees goed nieuws, want deze ESBL-E. coli zijn resistent tegen een voor de mens belangrijke groep antibiotica en moeten daarom zo weinig mogelijk in de voedselketen terechtkomen.”

Niet minder campylobacter-resistentie

Maar er zijn ook andere soorten bacteriën, zoals campylobacters, waarbij het lagere gebruik van antibiotica in landbouwhuisdieren geen aantoonbaar positief effect heeft op de mate van resistentie, zegt Veldman. “Verder onderzoek naar het effect van het antibioticagebruik op antibioticaresistentie blijft dus nodig. Bovendien is het onbekend wat het lagere gebruik op de lange termijn met de resistentie doet. Daarom blijft het langjarig monitoren heel belangrijk.”

Structurele hooggebruikers

Dick Heederik bepaalt bij de Autoriteit Diergeneesmiddelen onder andere het antibioticagebruik per diersector per jaar. Heederik: “Maar naast deze totaalcijfers kijken we ook naar het gebruik van afzonderlijke bedrijven over meerdere jaren. Dan zien we dat een deel van de bedrijven structureel weinig antibiotica gebruikt, met soms een uitschieter. Maar we zien ook dat een deel van de bedrijven structureel boven de benchmark zit. We noemen dit de structurele hooggebruikers. Dergelijke hooggebruikers zien we niet graag en willen we in aantal verminderen.”

Hooggebruikers gebruiken minder

Betekent dit dat het antibioticagebruik voldoende is afgenomen, met uitzondering van de hooggebruikers?
Heederik: “Je moet de cijfers per sector in perspectief plaatsen. Neem de pluimveesector. Toen we met de registratie van het antibioticagebruik begonnen in 2010, gebruikten sommige pluimveehouders maar liefst 200 of 250 dagdoseringen per jaar. Met andere woorden: het pluimvee kreeg bijna elke dag van het jaar antibiotica bij de hooggebruikers. In de afgelopen jaren is het gebruik fors afgenomen bij de pluimveehouders, waardoor de hooggebruikers nu op 25-35 dagdoseringen zitten. Maar de benchmarkwaarde is nu 10. Dus we denken dat de huidige hooggebruikers nog een stap moeten zetten in de reductie van het gebruik.”

3 categorieën antibiotica

Heederik: ‘Naast de daling van het aantal kilo’s antibiotica is ook het aantal geneesmiddelen voor gebruik van infectieziekten beperkt. De beschikbare middelen zijn ingedeeld in 3 categorieën, waarbij we het gebruik van de 3e categorie middelen in de veehouderij willen uitbannen, omdat we deze categorie hard nodig hebben in de humane gezondheidszorg en geen antibioticaresistentie willen creëren. Het positieve is ook dat deze derde groep bijna is uitgebannen.’

Probleemsectoren?

Heederik: ‘Het antibioticagebruik in de melkveehouderij was altijd al laag en is de afgelopen jaren nog iets verder gedaald. In de varkenshouderij daalde het gebruik aanvankelijk sterk, met daarna nog eens een gestage daling; dat is heel positief. Pluimvee hebben we al besproken; dat gaat behoorlijk goed. De geitensector monitoren we nu voor het tweede jaar; daar is het gebruik al laag, vergelijkbaar met rundvee. De kalversector is echter problematischer. Het aantal dagdoseringen in deze sector is hoog en is lastig naar beneden te brengen.”

“Het lastige is dat deze sector werkt met veel geïmporteerde kalveren die uit verschillende landen met uiteenlopende houderijsystemen komen. Dan krijg je het crèche-effect; die kalveren nemen verschillende infectieziekten mee die in de kalverstal worden uitgewisseld. Dat maakt dat veel kalverhouders niet in control zijn. Ook de kalkoen- en de konijnensector – dat zijn kleine sectoren – hebben geen stabiel gebruik van antibiotica. Daar worden nu coaches ingezet om het gebruik te verminderen. Er zijn maar 40 konijnenhouders in Nederland. Daar gaan we geen deeladvies over schrijven, die krijgen gelijk een advies op maat van een coach.’”

Voldoende afname?

Heederik: “In alle sectoren kan het gebruik nog best iets lager, waarbij we niet de illusie hebben dat het gebruik naar 0 kan. We willen iedereen scherp houden. We moeten dit beleid volhouden in verband met de problematiek van de antibioticaresistentie. Die problematiek is de afgelopen jaren afgenomen, maar er worden nog steeds ziekmakende bacteriën resistent tegen antibiotica. Dus als we het gebruik verder kunnen beperken, moeten we dat doen.”

Lees het volledige artikel op de website van Wageningen UR

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Mis geen enkel nieuws uit de diervoederindustrie