Het antibioticagebruik in de Nederlandse veehouderij is sinds 2009 sterk gedaald. Deze daling begon vorig jaar af te vlakken, evenals de daling in antibioticaresistentie bij dieren. Deze trend zet door, meldt Wageningen Universiteit op basis van de laatste gegevens over antibioticaresistentie bij dieren die worden gepresenteerd in het MARAN-rapport 2024.
Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) doet onderzoek naar het voorkomen, de verspreiding en preventie van antibioticaresistentie (AMR) in bacteriën afkomstig van landbouwhuisdieren. WBVR is leidende partner in het jaarlijkse MARAN-rapport, dat een update geeft van de status van antibioticaresistentie bij dieren in Nederland.
“Het monitoren van AMR in voedselproducerende dieren en voedsel is essentieel om betrouwbare informatie te geven over de ontwikkeling en verspreiding van antibioticaresistentie”, stelt WBVR-onderzoeker Kees Veldman, hoofd van het Nationaal Referentielaboratorium voor antibioticaresistentie bij dieren en hoofdredacteur van het MARAN-rapport, op de website van Wageningen Universiteit.
Gebruik van antibiotica
In 2023 werd in totaal 117 ton antibiotica voor diergeneeskundig gebruik verkocht. Dat is een stijging van 4,5% ten opzichte van 2022. Over de jaren 2009-2023 wordt een daling van de verkoop met 76,4% bereikt. Het gebruik van antibiotica is in de meeste sectoren gestabiliseerd, zo blijkt uit de berekeningen. De kalkoensector is daarop een uitzondering; deze sector realiseert in 2023 een aanzienlijke vermindering van het antibioticagebruik.
Het gebruik van antibiotica die van cruciaal belang zijn voor de humane gezondheidszorg is laag, ook in de diersectoren die momenteel nog niet worden gemonitord.
Antimicrobiële resistentie
Voor het volgen van trends in antibioticaresistentie bij landbouwhuisdieren en voedsel worden jaarlijks gegevens geanalyseerd uit een gestandaardiseerd monitoringsprogramma. Hiervoor worden bacteriën uit mest- of vleesmonsters gekweekt. Deze bacteriën worden getest op antimicrobiële gevoeligheid met behulp van indicatorbacteriën, zoals E. coli en zoönotische bacteriën zoals Salmonella en Campylobacter.
De gevoeligheidstesten worden uitgevoerd met gestandaardiseerde antibioticapanels volgens de EU-wetgeving. Daarnaast worden de verzamelde monsters gescreend op de aanwezigheid van bacteriën met specifieke soorten resistentie die als een risico voor de menselijke gezondheid worden beschouwd. Dit betreft E. coli die resistentie vertonen tegen cefalosporines van de 3e en 4e generatie (ESBL’s) of resistentie tegen carbapenem antibiotica (CPE).
Stabilisatie
“Over het algemeen wijzen de resistentieniveaus die we vinden in ons monitoringprogramma op een stabilisatie van antibioticaresistentie in 2023,” zegt Veldman. “Resistentie tegen fluoroquinolonen was nog steeds algemeen aanwezig in indicator E. coli van vleeskuikens (25,6%). Dit in tegenstelling tot de lage resistentieniveaus bij varkens (1,7%) en vleeskalveren (4,3%) en de volledige afwezigheid ervan bij melkvee.”
Colistineresistentie blijft op lage niveaus aanwezig. In vleeskuikens en melkvee kwamen ESBLs iets vaker voor dan in voorgaande jaren. Er werd geen CPE gedetecteerd in monsters van landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren of vlees.